Emma, 13 november
Ik kom precies om 1 uur het café binnengelopen en heb het gevoel dat ze er al zit. Ik zie iemand waarvan ik denk dat zij het is en twijfel, want ze heeft een bril op en het beeld wat ik van Emma heb in mijn hoofd is zonder bril. [1] Ik vraag “Emma, toch?” en ze schrikt op, lacht dan en knikt. Ik stel mezelf voor en ga tegenover haar zitten.
Ik bezocht Emma’s voorstelling Aardappelbloed met mijn moeder in Groningen. In de voorstelling neemt Emma je mee naar Suriname en onderzoekt ze of ook zij als erfgename recht heeft op een stuk van de plantage waar haar familie tot slaaf gemaakt was. [2][3]
In verschillende artikelen en optredens heeft Emma zich uitgesproken over diversiteitsbeleid en hoe divers de kunstwereld is. Ze vertelt over de keer dat ze stage liep en er in een presentatie het woord diversiteit verscheen met haar naam eronder. Ook vraagt ze zich af waarom diversiteit een thema moet zijn: moet het niet altijd aanwezig zijn, in alle thema’s?
Ik vraag haar wat ze vindt van het label divers, of ze voelt dat ze het op haar voorhoofd geschreven krijgt en of het woord voelt als een beperking. Daar is ze het mee eens, ze zegt dat ze merkt wanneer je een persoonlijk verhaal maakt dat gaat over identiteit, mensen er van uit gaan dat je daar heel erg mee bezig bent. Het voelt alsof ze verwachten dat je eerst daarover moet gaan maken en je andere interesses of vraagstukken er niet toe doen, terwijl een maker die niet als divers bestempeld zou worden de vrijheid heeft om vanuit alle interesses te maken, en zichzelf niet eerst hoeft bloot te geven voordat dat kan.[4]
“Dat gevoel dat je in een hoek wordt gedrukt is ook iets wat je onzeker kan maken,” vertelt Emma me. Omdat mensen een label op je plakken, ga je je soms afvragen waarom je ergens voor wordt uitgenodigd: ben ik hier om mijn werk of om wie ik ben? En als je een keer ergens voor wordt uitgekozen, dan kunnen mensen gaan denken: oh, dat is omdat-. Dus, stel je maakt goed werk en wint een prijs, dan zullen er altijd nog mensen zijn die denken dat je die prijs alleen maar hebt gekregen omdat je in een divers plaatje past. [5]
“Maar op een gegeven moment frustreerde die onzekerheid me zo erg dat ik dacht, en nu ga ik het gewoon gebruiken. Misschien word ik ergens voor uitgenodigd om wie ik ben en niet per se om wat ik heb gemaakt, maar dan ga ik ook gewoon. Want ik kan ook wel wat, en ik gebruik die ruimte dan om dat ook te laten zien. De kunstwereld moet diverser dus dan gebruik ik mezelf daar maar even voor,” zegt ze. “Ik wil verandering zien dus ik moet actief meedoen om die verandering te bewerkstelligen.”[6][7] Wel vertelt ze me dat het een constante afweging is in hoeverre je je eigen energie wil gebruiken om te zorgen voor die verandering. Soms is het gewoon vermoeiend om jezelf constant te moeten bewijzen of uit te leggen en de valkuil is dat je uiteindelijk meer bezig bent met die verandering dan met je eigen werk.
Er wordt vaak gedacht dat Emma op zoek is naar haar eigen identiteit of wie zij nou eigenlijk is, maar dat is niet zo. Het verhaal dat Emma vertelt is onderdeel van een groter plaatje. Ze gebruikt haar eigen ervaringen daar weliswaar voor, maar het is voor haar geen zoektocht naar wie zij is. Ze zoekt naar wie wij zijn als samenleving, en niet naar haar eigen geschiedenis, maar naar de onze. “Het gaat in mijn werk niet over op zoek zijn naar een identiteit, het gaat over het aanpakken van vooroordelen, discriminatie en racisme. Ik probeer mensen te laten inzien dat we met zijn allen moeten zorgen voor verandering en ik voel daarin best wel een verantwoordelijkheid in mijn werk. Ik zou best iets anders kunnen bedenken om nu te maken, maar ik voel de verantwoordelijkheid om me hiermee te bemoeien. En ja, dan word ik misschien geframed als iemand die het er altijd over heeft.[8] Dan gebeurt dat maar. Ik ga niet voor altijd met dit thema bezig zijn, er komen ook wel andere dingen, maar voor nu even niet, omdat daar op dit moment gewoon mijn strijd niet zit.”
Als ik Emma vraag voor wie ze haar voorstellingen eigenlijk maakt, vertelt ze me dat ze daar zelf vaak over nadenkt. “Ik denk dat ik het niet heel erg voor mezelf doe, omdat ik de voorstellingen best vermoeiend vind.” Wel doet ze het om ervoor te zorgen dat een grotere groep zich gerepresenteerd voelt. “Zodat mensen het gewoon kunnen hebben over dingen die ze leuk vinden zonder dat het altijd over afkomst of cultuur hoeft te gaan omdat het zo normaal is geworden. Ik zie mezelf een beetje als een soort overgang, als een soort poppetje er tussenin. Na mij wordt het écht divers. Dat hoop ik dan.”
-
Ik probeer onopvallend een paar stappen naar achteren te zetten zodat ik niet middenin het café sta, pak mijn telefoon en Google haar naam snel zodat ik een foto kan vergelijken met de persoon die aan tafel zit. Ik twijfel nog steeds maar loop toch naar haar toe. ↩
-
Wanneer mijn moeder en ik terug naar ons hotel lopen, vertelt ze me dat haar iets opviel in deze voorstelling en de vorige voorstelling die we samen bezochten, Melk en Dadels. “Ze zeggen allebei dat ze er in het andere land ook niet helemaal bijhoren. Maar dat is in Libanon helemaal niet, toch?” vraagt ze me. Het is meer een statement dan een vraag en ik wimpel hem af omdat ik niet weet hoe ik moet antwoorden. ↩
-
Hoe antwoord ik zonder haar een schuldgevoel te geven? ↩
-
Het is hetzelfde als wat Vera zei: het voelt alsof je het er eerst over moet hebben, over je identiteit, en daarna wel mee mag doen met de rest. ↩
-
Dit is een van de redenen waarom ik bang ben om ook maar iets naar buiten te brengen. Wat als het goed is? Wat als het goed wordt ontvangen? Gaan mensen de kwaliteit dan in twijfel trekken om mijn naam of om mijn culturele afkomst of om mijn thematiek? Kan ik gewoon een goede schrijver zijn, of zal ik altijd een goede cultureel-diverse schrijver zijn? ↩
-
Wat doe ik om die verandering te bewerkstelligen? ↩
-
Ik maak dit. En ik ben hier. Is dat genoeg voor nu? ↩
-
Ook iets waar ik bang voor ben. ↩